Inhoud
Kunstobjecten hebben gemeen dat ze bijzonder zijn en speciaal gemaakt. Ontsluiting van het bijzondere en het speciale zorgt ervoor dat ‘wij’ veel kunnen leren over de ideeën van de mensen voor en door wie deze objecten zijn gemaakt. Het onderwerp van de cursus Inleiding kunstgeschiedenis 1: de kunst van het kijken is dus het object waarnaar gekeken wordt en hoe dat te doen.
Daartoe biedt de cursus het benodigde instrumentarium aan. In het tekstboek deel 1 101 hoogtepunten van de westerse kunst zijn even zoveel objectbeschrijvingen met ruimhartige illustrering opgenomen. Samen bieden zij chronologisch gerangschikt een afspiegeling van de ontwikkeling van de westerse kunst van de Griekse oudheid tot aan de dag van vandaag. De objectbeschrijvingen, die samenhangen met de te bestuderen hoofdstukken uit het tekstboek deel 2 Manieren van kijken, leest u aandachtig door. Daarentegen bestudeert u de eerste twee theoretische hoofdstukken en vijf andere hoofdstukken, die u inleiden in het kunstmedium van de architectuur en vooral dat van de schilderkunst. Zo verschaft de studie van de hoofdstukken over de fresco-, portret-, altaar- en landschapschilderkunst u de kennis en het inzicht die nodig zijn voor het met goed gevolg verrichten van de individuele museumopdracht in het Rijksmuseum. Daartoe wordt u verder voorbereid door de practicumdag en geholpen door medestudenten, met wie u gezamenlijk de museumopdracht kunt vervullen. Het toepassen van de juiste ’taal’ wordt ondervangen door het zogeheten ABC van de kunstgeschiedenis op de cursuswebsite en de Verklarende woordenlijst in beide tekstboeken.
Vaardighedencomponent
In de cursus Inleiding kunstgeschiedenis 1: de kunst van het kijken worden de volgende vaardigheden geoefend:
– het deskundig leren kijken naar objecten van westerse kunst;
– de herkenning van feitelijke en materiële gegevens van objecten uit de westerse kunst en de juiste benoeming ervan.
Leerdoelen
– Eerste aanzet tot een globaal beeld van de ontwikkeling van de westerse beeldende kunst en architectuur.
– Kennis van en inzicht in de verschillende schilderkunstige genres.
– Kennis van en inzicht in de bouw van de middeleeuwse kerk.
– Eerste aanzet tot de methodische basiskennis over mogelijke benaderingswijzen van objecten van westerse kunst.
– De toepassing van de hierboven opgedane kennis en inzichten.
Bron: Open Universiteit