koud
ik heb het meisje van de buren uitgescholden
ze was genoeglijk in haar eigen tuin het wicht
ze had een ongerepte blik op mij gericht
haar misdaad was bestaan terwijl zij holde
rondom haar huis ik moest de kinderziel vernielen
ze was vijf jaar maar ik heb nooit een vorm van spijt
die kleintjes pakken is een vorm van dapperheid
geweldig mooie driften die mij bezielen
ik kan de wereld als de vijand slechts beschouwen
nooit heb ik meeleven of inleven gevoeld
veel meer dan grommen kan ik niet en simpel grauwen
als iets mij stoort dan hebben zij het kwaad bedoeld
als ik dat vind dan zullen zij het zwaar berouwen
het laat mij koud ook wat dat kindje daarbij voelt